Mijn naam is Lotte, somnoloog bij het Nederlands Slaap Instituut. Al twaalf jaar observeer ik het nachtleven van mensen — niet in cafés of clubs, maar in een stille kamer gevuld met zachte piepjes van meetapparatuur, het geritsel van lakens en het ritme van een slapend lichaam.

Soms voelt het alsof ik ’s nachts meer weet over iemand dan zijzelf overdag durven toe te geven.

De man die nooit sliep

Een paar maanden geleden werd Tom aangemeld, een vrachtwagenchauffeur van begin veertig. Hij kwam binnen met de uitstraling van iemand die al te lang op reserve draait. Zijn ogen stonden waterig, en zijn knieën knikten lichtjes terwijl hij me een hand gaf.

“Volgens mijn vrouw slaap ik,” zei hij. “Maar ik word wakker alsof ik de hele nacht stenen heb gesjouwd.”

We installeerden hem voor een polysomnografie: sensoren op zijn hoofd, borst, benen; een kleine neusklem; een band rond zijn buik. Voor veel mensen voelt het alsof ze in een sciencefictionfilm belanden, maar Tom haalde zijn schouders op. “Alles beter dan dit,” mompelde hij.

Toen het licht uitging, begon mijn werk. Ik keek naar de schermen die zijn hersengolven, ademhaling en hartslag in kleuren en grafieken vertaalden. Het duurde bijna een uur voor hij eindelijk in slaap viel — een licht, onrustig type slaap dat meer leek op drijven dan op rusten.

De stilte die schreeuwde

Rond half drie werd zijn ademhaling plots oppervlakkig. De grafiek viel bijna vlak. Ik boog voorover. Dit patroon kende ik: obstructieve slaapapneu. Maar bij Tom was het hevig. Zijn adem stokte soms wel dertig seconden. Zijn lichaam voerde een stille strijd zonder dat hij het wist.

Na elke pauze volgde een schokje door zijn spieren, een bijna onzichtbare schrikreactie. Zijn hartslag schoot telkens als een veer omhoog.

Ik keek naar hem door het glazen raam. Hij lag stil, alsof hij juist vredig sliep. Maar de stilte op het scherm schreeuwde om hulp.

Het ontwaken

De volgende ochtend keek Tom me aan alsof hij bang was voor het antwoord. Ik vertelde hem wat ik had gezien. Hij slikte.

“Dus ik slaap… maar ik stik eigenlijk een beetje?”
“Niet letterlijk, maar je lichaam moet de hele nacht vechten. Daarom ben je zo moe,” zei ik.

Hij keek naar zijn handen. “Mijn vader viel achter het stuur in slaap. Ik dacht altijd dat hij gewoon een lange dag had gehad.”

Soms raken de verhalen me meer dan ik toegeef.

Een nieuwe nacht

Een paar weken later kwam Tom terug voor een CPAP-pasnacht. Een eenvoudig apparaatje, wat luchtsteun, meer was het niet — maar de verandering was verbluffend. Zijn grafieken waren rustig, gelijkmatig. Hij sliep door alsof hij voor het eerst in jaren veilig was.

Toen hij ’s ochtends binnenstapte, leek hij tien jaar jonger. “Ik wist niet dat wakker worden zó kon voelen,” zei hij met een lach.

Dat is waarom ik dit werk doe. Niet voor de grafieken, niet voor de machines — maar voor het moment waarop iemand ontdekt hoe een echte nacht voelt.